Gezang 176a uit het gereformeerd kerkboek: De Tien Woorden.
Beluister ook de melodie:
Sommige woorden of zinsdelen vind je misschien niet erg duidelijk. Daarom is hier en daar een korte toelichting gegeven.
couplet 1. |
toelichting |
Gedenk, o volk met heilig beven, | Volk: het verbondsvolk, de kinderen van God. |
hoe God, met majesteit bekleed, | |
zijn wet op Horeb heeft gegeven | Horeb: Berg in de Sinai, waar Mozes de wet ontving. |
en zijn Tien Woorden horen deed. | |
couplet 2. |
|
Ik ben de Heer, die als uw Koning | |
u uit Egypte heb geleid. | Egypte: nu de dienst aan de satan |
Ik riep u uit uw slavenwoning, | |
mijn sterke arm heeft u bevrijd | |
couplet 3. |
|
Geef nooit mijn eer aan andre goden. | |
Leef heilig voor mijn aangezicht. | |
Vertrouw op Mij in al uw noden, | |
uw hart alleen op Mij gericht. | |
couplet 4. |
|
Voor beeldendienst zult gij u wachten, | Beeldendienst: nu: alles wat je naast God vereert, wat je wegtrekt bij God vandaan, bv. je geld. |
Ik duld geen eigenwilligheid. | Eigenwilligheid: God op een andere manier willen dienen dan de bijbel ons leert. |
Ik straf dat kwaad in de geslachten. | |
maar zegen uw gehoorzaamheid. | |
couplet 5. |
|
Gij zult van God niet ijdel spreken, | IJdel: Gods naam gedachteloos of oneerbiedig gebruiken: vloeken. |
gebruik zijn naam in heiligheid. | |
Onheilig zweren zal Hij wreken. | |
Welzalig wie de Heer belijdt. | |
couplet 6. |
|
Gedenk bij 't werk, u opgedragen, | |
de sabbat, aan de Heer gewijd: | Sabbat: nu de zondag. |
God schiep de wereld in zes dagen | |
wn heeft Zich in zijn werk verblijd. | |
couplet 7. |
|
Gij zult uw ouders eer betonen, | Eer betonen: Alle eer, liefde en trouw bewijzen aan allen die namens de Heer Jezus Christus gezag over je hebben. |
opdat uw Heer, die eeuwig leeft. | |
u vele dagen zal doen wonen | |
in 't land dat Hij, uw God, u geeft. | Land: nieuw testamentisch wordt hier gedoeld op de hemelse heerlijkheid. |
couplet 8. |
|
Gij zult niet doodslaan en niet haten | |
de mens, die God geschapen heeft. | |
Nooit mag de liefde u verlaten. | |
Doe goed aan hem die naast u leeft. | Naast je leeft: Je naaste; niet alleen je buurman maar alle mensen, in het bijzonder de kinderen van God. |
couplet 9. |
|
Gij zult het huwlijk niet verbreken. | |
Leef niet onkuis, maar houd u rein | |
Wees ingetogen in uw spreken. | |
Gij zult de Here heilig zijn. | |
couplet 10. |
|
Gij zult bedrog noch diefstal plegen, | |
mijn is het zilver en het goud. | |
Beheer 't bezit, door u verkregen, | |
voor Hem die u dat toevertrouwt. | |
couplet 11. |
|
Gij zult geen vals getuignis spreken, | |
weer van uw naaste smaad en leed. | |
God zal de lage laster wreken, | |
zijn toorn treft hem die leugens smeedt. | |
couplet 12. |
|
Uw hart zal nimmer iets begeren | |
van al wat van uw naaste is. | |
Al Gods geboden zult gij eren | |
en houden zijn getuigenis. | |
couplet 13. |
|
Geef dat wij trouw uw wet betrachten. | |
Gedenk ons in barmhartigheid. | |
Schenk ons in Christus nieuwe krachten | |
tot liefdedienst uit dankbaarheid. |