Gezang 36: Het gebed van de Heer.

Jongeren zullen dit gezang wellicht nogal oubollig vinden. Dat klopt ook: het is van Maarten Luther (Leipzig,1539) en later in het nederlands vertaald en berijmd. Wanneer je bedenkt dat vele generaties christenen met dit gezang de grootste diepten van hun gelooof hebben beleefd, zegt het je misschien toch wel wat. Geloven is immers allermeest je vol vertrouwen overgeven aan je hemelse Vader en wanneer je daarbij dan het gebedsadvies van Jezus zelf volgt zal de Geest je zeker heel dicht bij God brengen. Samen met al die mensen die ons daarin al voorgegaan zijn en nu in de hemel voor ons bidden. De hier gegeven versie is uit het Gereformeerd Kerkboek 2006. Wanneer je nu gewoon even de durf hebt af en toe ook eens lekker ouderwets te zijn, wordt je beloond door het gevoel samen te bidden met al die generaties. Ben je mooi even uit je isolement verlost. Een wat meer gemoderniseerde versie tref je aan onder nummer 48 in het "Liedboek voor de Kerken" (1973)

Beluister ook de melodie:


couplet 1.

O allerhoogste Majesteit,
die in het rijk der heerlijkheid
de heemlen hebt tot uwen troon,
wij roepen U in uwen Zoon,
die voor ons heeft genoeg gedaan,
als onzen Vader needrig aan.

couplet 2.

Geheiligd word'uw naam, o geef,
dat elk, waar hij op aarde leev',
die vadernaam erkennen moog',
uw deugden roemen hemelhoog.
Dat elk als kind aan U gelijk'
en in zijn doen uw beeltnis blijk',

couplet 3.

Uw koninkrijk koom' toch , o Heer.
O, werp de troon des satans neer,
regeer ons door uw Geest en Woord,
uw lof word' eens alom gehoord
en d'aarde met uw vrees vervuld,
totdat G'uw rijk volmaken zult.

couplet 4.

Uw wil geschied', uw wil alleen,
als in de hemel, hier beneën.
Uw wil is altijd wijs en goed.
't Is majesteit al wat Gij doet.
Dat ieder stil daarin berust'
en uw bevelen doe met lust.

couplet 5.

Geef heden ons ons daaglijks brood,
betoon uw trouwe zorg in nood.
Gij weet wat elk op aard' behoev',
dat ons dan geen gebrek bedroev',
Dat nooit uw zegen van ons wijk':
Die maakt alleen ons blij en rijk.

couplet 6.

Vergeef ons onze schulden, Heer,
wij schonden al te snood uw eer,
de boosheid kleeft ons altijd aan:
wie onzer zou voor U bestaan,
had Jezus niet voor ons geleën?
Wij schelden kwijt die ons misdeën

couplet 7.

Leid ons in geen verzoeking ooit,
verberg voor ons uw aanschijn nooit.
Gij weet het, onze kracht is klein,
de driften veel en 't hart onrein.
Wat wordt er van ons in die staat,
o Vader, zo Gij ons verlaat?

couplet 8.

Verlos ons uit des bozen macht,
bescherm en sterk ons door uw kracht.
Wij zijn toch zwak, zijn sterkt' is groot,
dus zijn w'elk ogenblik in nood.
Hier komt nog vlees en wereld bij.
O, sterk ons dan en maak ons vrij.

couplet 9.

Want uw is 't koninkrijk, o Heer,
uw is de kracht, uw is al d'eer.
U, die ons helpen wilt en kunt,
die in uw Zoon verlossing gunt,
die door uw Geest ons troost en leidt,
U zij de lof in eeuwigheid.

couplet 10.

Ja, amen, trouwe Vader, ja,
wij maken staat op uw gena.
Ons hart, o God, die alles ziet,
veroordeelt ons in 't naadren niet;
het zegt, daar G'op ons bidden let,
gelovig 'amen'op 't gebed.