Openbaring van de Heer Jezus Christus aan Johannes |
|
|
|
voor
de gemeente uitgelegd |
|
Dr.
S.Geydanus, 1908 |
|
|
Uittreksel
anno 2011 |
|
P.Hessel |
|
|
Hoofdstuk 21 |
verzen |
1 tot 8 |
pagina's |
515 tot 525 |
|
|
Nieuwe
hemel en nieuwe aarde. |
|
|
Nu breekt
het eeuwige leven aan. Vol geluk, gerechtigheid en goddelijke grootheid.
Hemel en aarde worden gerenoveerd |
zodat God
er wonen kan. Er is niet veel toelichting nodig: nu vangt het nieuwe leven
aan. |
|
|
nieuwe
hemel en nieuwe aarde |
Herschapen
in totale kosmische zin, maar wel uit wat al geschapen was. |
de
zee is er niet meer |
|
Vooral
symbolisch: geen onrust, gevaar. In de bijbel heeft de zee vaak een |
|
ongunstige
signaalfunctie. |
|
|
|
|
Gods
woonplaats |
|
God is allomtegenwoordig,
maar Hij heeft wel een woonplaats. |
|
onder
de mensen |
|
Er is innige
verbondenheid en grote liefde. |
|
|
|
alle
tranen wissen |
|
Tederheid van God voor
zijn kinderen. |
|
|
|
Alles
maak ik nieuw |
|
Niet
alleen de fysieke werkelijkheid maar de hele werkelijkheid. Ook alle |
|
kennis, denken, voelen,
ervaren. |
|
|
|
Schrijf
het op |
|
Net als in 19 wordt er
een plechtige verklaring afgelegd. |
|
betrouwbaar
en waar |
|
God geeft een dubbelle
bevestiging en staat zelf garant. |
|
het
is voltrokken |
|
Het
is gebeurd, ik ben. Wat voor ons nog toekomst is, is voor God reeds |
|
|
werkelijkheid. Zijn
raadsbesluit omspant de eeuwigheid. |
|
alfa
en omega |
|
Oorsprong
en bestemming. Uit Hem door Hem en tot Hem zijn alle dingen |
|
God is in feite de enige
werkelijkheid waarin alles besloten ligt. |
|
wie
dorst heeft |
|
Ieder die leven wil in
relatie met God; niet verdorren buiten Hem. |
|
water
dat leven geeft |
|
Leven in grote volheid en
geluk. |
|
|
|
|
de bron |
|
God
zelf is de nooit uit te putten bron van leven en Hij maakt daarnaar ook |
|
dorstig. |
|
|
|
|
|
|
om niet |
|
Het is niet te koop,
alleen gratis te verkrijgen voor de dorstigen. |
|
wie
overwint |
|
Wie
volhardend, gehoorzaam en vol vertrouwen strijd tegen de duivel, de |
|
|
wereld en het eigen
vlees. |
|
|
|
|
komen
deze dingen toe |
|
Zij erven dat door en met
Christus. |
|
|
|
ik
zal zijn God zijn |
|
De
bron voor alles wat hij nodig heeft, het doel voor alles waarna hij streeft. |
hij
zal mijn kind zijn |
|
God zal hen verzorgen en
bekleden met heerlijkheid en macht. |
|
hen
die laf zijn |
|
Bang voor opoffering van
bezit, eer, rust, het aardse leven. |
|
trouweloos |
|
Hun
plicht als schepsel en rentmeester verzaken door God niet te eren. |
toverij |
|
Door kwade machten doelen
zoeken te bereiken, buiten God om. |
|
afgodendienst |
|
Op iets of iemand anders
dan God vertrouwen. |
|
|
leugen
hebben gediend |
|
de satan, vader van de
leugen. |
|
|
|
|
hun
deel is |
|
De straf staat in
verhouding tot de mate van verzet tegen God. |
|
de
tweede dood |
|
Verworpen door God,
buiten zijn leven gevende nabijheid. |
|
vuurpoel
met brandende zwavel |
Geen stoffelijke vuur.
Pijnlijk en benauwend, zonder hoop. |
|
|
Als
sublimaties van wat kwaad is zullen zij elkaar kwellen. God geeft hen |
|
over
aan zichzelf en elkaar en weigert hen, die tegen hem in verzet kwamen, |
|
ieder
kontakt met zijn liefde, goedheid, waarheid en heiligheid. |
|