B. WAAROM ZIJN ER MENSEN?
Willen wij iets kunnen begrijpen van wat zich op aarde afspeelt dan moeten wij eerst weten wat het doel van God is bij het scheppen van de mens. Wij zullen dan ook kunnen begrijpen wat de bedoeling van de satan is.* Goddelijk beraad: laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken (Genesis 1 : 26).
* God de Schepper schept Adam uit het stof der aarde (materie) en geeft “ware gerechtigheid en heiligheid”. Stof en Geest komen voor het eerst samen.
* De satan brengt de mens ten val.
* God de Zoon wordt vlees, verlost ons van de zonde en toont de onmacht van satan. In Christus wordt voor eeuwig de brug geslagen tussen Geest en stof.
* God de Heilige Geest voltrekt aan ons de heiligmaking.
* Herschepping door God de Zoon.
* Schepping en herschepping zijn in volstrekte eenheid naar het eeuwige plan van God.
Wat was het doel van God bij de schepping van de mens? Het staat klaar en duidelijk in Genesis: wezens die lijken op God met als opdracht heerschappij voeren over de vissen, de vogels, het vee, de gehele aarde en wat daarop kruipt.
Die heerschappij was uiteraard niet bedoeld voor uitbuiting en vernietiging maar als liefdevol beheer tot eer van God. Rentmeesters dus.
Adam valt, maar God stuurt zijn Zoon als tweede Adam. Hij treedt in de plaats van Adam – en ons allen – volbrengt de wil van God en weerstaat de satan. Allen die in hem geloven zal de Vader adopteren als kinderen. De Vader en de Zoon zullen bij hen komen wonen (Joh. 14). Zij krijgen een nieuwe naam en aan hen wordt beheer gegeven naar de aard van hun trouw in de aardse initiatietijd (Matteus 25). De taak zal ook heel specifiek zijn; aan ieder wordt een naam gegeven die alleen de betrokkene kent (Openb. 2 : 17). Een naam betekent in de Bijbel niet iets min of meer toevalligs, maar geeft het wezen aan van de naamdrager. Wie hun heil zoeken bij Christus zullen broeders en zusters van Jezus worden, aan wie alle macht gegeven is in hemel en op aarde. Christus zal deze macht terug geven aan de Vader wanneer zijn ambtsdienst als Verlosser, plaats bereider en herschepper geheel is afgerond (1 Cor. 15 : 28).
De nieuwe Mensen zullen op een veel hoger niveau mogen bezig zijn dan Adam. Zij kennen nu goed en kwaad en zijn zo één met God dat zij nu de satan kunnen weerstaan. Zij zullen met Christus heersen als koningen (Openb. 20, Psalm 8).
De Bijbel gaat er niet dieper op in wat de nieuwe taken zullen zijn. Laten wij maar rustig afwachten. Zelfs een dorpelwachter zal al vol geluk en zaligheid zijn (Ps.84). Wellicht is het echter toch goed om het veel doorvertelde beeld van allemaal zittende, zingende mensen, een soort eeuwige kerkgangers, wat bij te stellen. Naar de kerk ga je omdat daar God tegen je spreekt via de ambtsdienst van een herder en leraar. Dat is in het Koninkrijk van God niet langer nodig. Wij allen zullen dan de Heer kennen (Hebreeën 8 : 10-11). In de kerk kom je ook samen om God te loven. In de hemelse situatie is er altijd volkomen eenheid en zal de lof van God worden gezongen tot in eeuwigheid. Het hele leven zal vol zijn van de kennis van God en het volbrengen van Zijn wil. De “schare die niemand tellen kan” hoeft daarvoor niet bij elkaar te gaan zitten.
De werkelijk geheel onvoorstelbare omvang van het geschapene doet de gedachte rijzen dat het heersen met Christus ook een rentmeester vraagt die in staat is tot ambtsdienst op een bovenaards niveau. Wanneer je medewerker wordt van God zal de inzetbaarheid en taakomvang wellicht te duizelingwekkend zijn voor ons huidige denkniveau. Het zal in geen mensenhart zijn opgekomen (1 Cor. 2).
De schepping van de mens is pas ten volle voltooid wanneer de kinderen van God openbaar worden (Romeinen 8). Daarop wacht de schepping. De nieuwe Mens van God is dan geboren en de Schepper zal wellicht een volgend project ter hand nemen. Deze mens was het doel van God toen Hij zei: “laten wij mensen maken”. Hij wilde zichzelf voorzien van ontelbare kinderen, gewrocht uit de stof, voorzien van zijn Geest, herboren in ware gerechtigheid en heiligheid. Laten wij er maar gerust heel zeker van zijn dat de wil van God altijd volbracht wordt. Ons wacht een heerlijke toekomst. Voor wij nu hieraan weer argumenten voor onze eigen grootheid ontlenen moeten wij maar liever eerst er met alle ernst naar streven om ons eigen ik prijs te geven, onze eigen wil te verzaken. Wij kunnen alleen iets zijn door onze Schepper, die ons dat geven wil. De voortdurende leiding van de Geest van God is onontbeerlijk. Er is alleen ruimte in ons voor de Geest wanneer wij ons oude vlees echt (laten) kruisigen. Godsdienst kan heel gemakkelijk tot zelfdienst worden: zelfvertrouwen, zelfontplooiing, zelfexpressie, zelfhandhaving, zelfzucht. Zolang wij ons zelf willen handhaven is er in ons geen ruimte voor de Geest en blijven wij onbruikbaar voor God.
Zondeval is niet een kink in de kabel maar wordt door God gebruikt om ons naast het goede ook het kwade te leren kennen en ons daardoor voor te bereiden op eeuwige ambtsdienst.
De satan sprak zijns ondanks volledig de waarheid toen hij zei dat wij door ongehoorzaamheid aan het gebod gelijk zouden worden aan God. Hij wist niet dat dit tot waarheid zou worden doordat God zelf in een mens zou komen wonen. Dat de zelfopoffering van God de basis zou worden tot de geboorte van nieuwe Mensen naar het beeld van Jezus Christus blijft altijd verbazingwekkend. Het overstijgt het menselijk denken en is een onbevattelijke, aanbiddelijke liefdesuiting. De satan onttrekt intussen wel vele mensen, die blijven weigeren te luisteren naar God, aan hun ambtsdienst en voert hen in gevangenschap weg.
Hoe wonderlijk diep zijn de gedachten van onze God, die zelf wilde komen om zijn Geest in Adam te blazen. Na de val begaf God zichzelf in het vlees om de mens de gelegenheid te geven terug te keren tot de bron van het leven, nu ook kennis dragend van het kwaad en het verwerpend door de kracht van de Geest.
De satan die er opuit was de mens te vernietigen als rentmeester, werkt er ongewild aan mee dat de mens naar een hoger plan wordt gevoerd: kinderen van God. Het traject van knecht tot zoon is een fase van de schepping.
De nieuwe Mens zal goed en kwaad kennen en het kwade afwijzen. De eeuwige God maakt voor altijd woning in de materie. Er mag gezegd worden dat dit van eeuwigheid af zijn bedoeling al was. De Zoon is immers al van eeuwigheid af gericht op onze verlossing van het kwaad.
Wonderlijk en onbegrijpelijk is dat ook de val van de satan niet gezien mag worden als een ongeluk in de schepping. God is almachtig en zijn plannen falen niet.
Wellicht mag gedacht worden dat de scheppende God daarin juist zijn grootheid toont dat hij steeds vele mogelijkheden open laat. Schepping is dan niet een keihard gedetermineerd gebeurtenissenpakket. Er is een voortdurende relatie tussen de Schepper en wat Hij boetseert. Hoe vreselijk moeilijk het ook is om te begrijpen dat satan een plaats heeft in de plannen van God; toch moeten wij dat accepteren. Het bestaan van satan is niet een ongelukje in de schepping en niet een foutje bij de onderhouding van het geschapene. De satan is en blijft slechts een gevallen schepsel en is er voortdurend van afhankelijk dat God zijn bestaan in stand houdt. Net zomin als de mens, kan de satan bestaan zonder God. Blijkbaar is hem een plaats gewezen in de totale werkelijkheid. Voor ons is dat niet te begrijpen en ook eigenlijk nauwelijks te accepteren, maar wie zijn wij? Het kwaad is niet door God geschapen! Hij heeft echter de mogelijkheid tot verzet niet afgesloten. Hij vraagt van alle schepselen medewerking maar dwingt het niet af, het moet een liefdesreactie zijn. Het kwaad is eigenlijk niet iets origineels en specifieks, het is eenvoudigweg de keerzijde van alle deugden van God. Een schepsel dat van God wil afwijken is eenvoudig niet langer in staat de deugden van God te tonen en vervalt tot het diametraal tegenover gestelde. Het kwaad ontstaat door afkeer van de Algoede. De voortdurende voeding uit de bron valt weg en alles keert in het tegengestelde. De val van de satan en zijn engelen is daarin absoluut. Hen wordt ook geen redding geboden. De val van Adam en Eva is uitgelokt door de satan en daardoor minder absoluut. De mensheid heeft gedurende een deel van de wereldgeschiedenis daarom nog een bepaald restbesef van wat goed is. God reageert op de val van de mens met nieuwe wonderschone scheppingsdaden die leiden tot een veelheid aan kinderen van God. Daardoor is het kwade niet autoritair voorkomen, maar het wordt door de Godmens Jezus Christus overwonnen. Hij roept zijn schepsel terug uit dood en verderf door een mens van God te geven, voluit mens en ook voluit God. Deze Godmens toont ons volkomen overgave aan de wil van God, volkomen liefde. Aanvaarden wij Jezus Christus dan verheft dat ons tot beelddrager van God, kinderen van God in Christus. De mogelijkheid van val naar het kwade is in onze formatie van het begin af verwerkt en voorbij gestreefd. Nu wij als kinderen van God worden herboren, kennende goed en kwaad, maar nu voortaan het kwade verwerpend, is daarmee de schepping van de Mens voltooid en zijn geboorte voltrokken. De eerste nieuwe Mens, de Godmens Jezus Christus, zit nu aan de rechterhand van God en bestuurt alle dingen naar de wil van de Vader. Willen wij nu nog niet reageren op de liefde van God, die Hij ons bewijst in Jezus Christus, dan gaat het van kwaad tot erger. In de eindtijd zal het kwaad van de ongehoorzame rentmeester volheid bereiken. Pas dan zal God het volledig terzijde schuiven. Zijn oordeel is dat Hij zich dan definitief afwendt en alle bedrijvers van ongerechtigheid overlaat aan de satan aan zichzelf en aan elkaar. De eeuwige doem bestaat niet door een kwade God die eeuwig blijft straffen in actieve zin. Mensen die absoluut niets met God te maken willen hebben zullen uiteindelijk inderdaad zonder Hem moeten voortbestaan. De hele schepping is doordrenkt door de aanwezigheid van de liefdevolle God die alom tegenwoordig is. De hel is een plaats waar God niet aanwezig is, zodat ieder daar zonder God zal zijn: goddeloos. Dat is een verschrikkelijke straf voor schepselen die immers alleen wezenlijk kunnen functioneren in levende relatie met hun Schepper.
God wijst de mens in het paradijs de weg tot het goede. Hij laat de mogelijkheid tot verzet echter open. Adam kan ongehoorzaam zijn aan God. Na de val geeft God aan de mens onmiddellijk de mogelijkheid tot Hem terug te keren. Er komen uiteindelijk kinderen die geluisterd hebben naar de eeuwige roepstem, ten laatste volledig gehoord uit de mond van onze Heiland. Door de Heilige Geest is bij hen de wil vernieuwd en zij zijn daarna dan ook liefhebbende kinderen en geen voorgeprogrammeerde slaven. Hoe onvatbaar groot is onze God!!